Zoeken

Open your mind

Bevrijd jezelf uit het doorgeslagen maatschappelijke gedachtegoed waarin (te veel) vrijheid voor het individu, persoonlijk gewin en perfectie centraal staan

Maand

maart 2017

Sociaal ongemak

Bang voor afwijzing en uitsluiting

Zorgen om reputatie
Een lekker ijsje kopen, stuk pizza… Maar hoe deze nu fatsoenlijk op te eten in het openbaar? Zónder dat er na afloop een sliert karamel of gesmolten kaas aan je kin hangt? Veel mensen ervaren een vorm van sociaal ongemak: een drempel om zich in het openbaar/een sociale omgeving vrij te gedragen en bewegen. Meermaals heb ik gehoord dat iemand niet wilde gaan sporten, omdat hij of zij bang waren tussen alle spierbundels met een zielig gewichtje te gaan staan… Zonde, vind ik, want anderen moeten jou er niet van weerhouden te doen wat je eigenlijk graag zou doen (als je die mogelijkheden hebt en hen niet (te veel) in de weg zit).
Deze angsten, of ongemakken, komen voort uit sociale verwachtingen, uit het idee hoe anderen over ons denken. We maken ons zorgen over of ze ons wel leuk vinden en de indruk die we op hen maken. Extraverte mensen hebben hier doorgaans minder last van: zij gaan ervan uit dat mensen hun gezellig vinden, dus wordt het ook gezellig (Psychologie Magazine (?)). Voor introverte mensen is dit lastiger: ze vrezen dat niemand hen leuk zal vinden, waardoor contact maken lastiger is en ze soms ook écht buiten de groep vallen.

Die angst is eigenlijk vrij goed verklaarbaar: in de oertijd zorgde niet “normaal” of wenselijk gedrag voor uitsluiting van de groep. Om dit nare gevolg te voorkomen moest men zich zó gedragen dat ze wél door de groep geaccepteerd werd. Dit was van groot belang: je wilde namelijk niet alleen overleven in een wereld waarover je maar bar weinig wist. Deze natuurlijke behoefte is bij ons gebleven, omdat erbij horen zorgt voor een gevoel van veiligheid. Ook willen we graag aardig gevonden worden, het liefst door een groep mensen met wie we ons kunnen identificeren. We proberen ons aan te passen door imaties en emoties én wederzijdses interesses te delen voor betrokkenheid en verbinding (Tomasello). Ben je eenmaal “lid” van een groep en houd je je aan de normen, dan kun je rekenen op reciprociteit, behulpzaamheid, solidariteit, en daarmee veiligheid. 

Bevestiging vragen en afhouden uit angst voor afwijzing
Ook ik ervaar vaak een drempel in sociaal contact. Al is het bij mij niet gauw als ik gewoon over straat loop of me in een onbekende groep begeef waar ik niets van hoef. Dan boeit het me niet veel, ben ik mezelf, stel ik vragen, maak ik een praatje, grapje, compliment… er staat toch weinig op het spel. Maar zodra er een verwachting of doel achter zit, het me ergens omgaat, klap ik dicht. Ik durf niet meer achter mezelf en mijn daden te staan, ben veel te bang voor afwijzing. Het idee van wat er tussen een jongen en mij zou kúnnen gebeuren (en dus ook mislukken), boezemt me al zoveel angst in, dat ik het niet eens probeer of toelaat. In plaats daarvan hanteer ik al tien jaar dezelfde methode: aandacht trekken, proberen gezien te worden, géén oogcontact maken (want stel je voor…) en hopen dat ‘ie zelf op me afkomt (en áls dat gebeurt, vlucht ik meestal).
Die angst zit misschien in de aard van het beestje (gevoelig), maar heeft vaak ook te maken met ervaringen uit het verleden. Situaties waarin mensen dingen tegen je zeiden die je kwetsten, omdat het ging over wie jíj was. Bij mij was dit onder andere in de relatie met mijn vader. Ik werd afgeschilderd als een moeilijk portret dat zich aanstelde, lui was en niet doorzette. Ik voelde me niet begrepen, en afgekeurd, om wie ik was. Want ik stelde me kwetsbaar op door mijn ‘ware ik’ te tonen, en die persoon werd afgekeurd door iemand om wie ik gaf, die belangrijk voor me was…
Daarnaast hebben veel meiden mij pijn gedaan. Ik hoorde er meestal niet bij en werd door mijn beste vriendinnen zwart gemaakt. Dat heeft mijn kijk op vrouwen flink veranderd. Sindsdien zoek ik eerder het gezelschap van jongens op, want dat geeft de minste problemen, zo denk ik. Jongens zijn makkelijk: lekker met de mannen een avond bankhangen, een week op vakantie, kloten tijdens een college… Voor mij voelt dat vertrouwd. Een omgeving waarin de ellende naar de achtergrond verdwijnt. Geen gezeur of “competitie”, zoals dat bijna altijd met meisjes is: er is altijd wel iets níét goed en daar heb ik geen zin in.

Ervaringen uit het verleden, een spiegel voor de toekomst
Dit heeft er ook voor gezorgd dat ik weinig nieuwe vriendschappen met meiden heb gesloten de afgelopen jaren en als huisgenoten twee jongens koos. Terwijl ik stiekem ergens wel verlang naar dat getut, samen de nacht doorspreken en klaarmaken voor een feestje. Naar de herkenning tussen meiden: je bent toch van hetzelfde ‘soort’. Maar zo lang ik het deel in mij dat altijd is afgewezen, zélf niet omarm en troost, omdat ik me ervoor schaam, en het daardoor probeer op te vullen door bevestiging van buitenaf in de vorm van een heel hecht maatje, zal ik me ook nooit kunnen verbinden met anderen.
Boos probeer ik op anderen niet te zijn: het was geen bewuste keus van hen en het kon vele malen erger. Het was vooral onwetendheid. Net als mijn eigen onwetendheid om met dingen om te gaan. En mijn gevoeligheid waardoor ik alles sterker ervaren heb. Bovendien doet mijn vader nu ontzettend zijn best om het in te halen. Aan me knagen doet het echter wel: ik ben al gauw bang dat ik iets verkeerd heb gezegd of gedaan, waardoor ik voortdurend om bevestiging vraag. Aan een bepaalde blik, uitspraak of handeling van iemand verbind ik snel conclusies van afwijzing, waardoor ik soms ellelange berichtjes, om niet bot over te komen (daar ben ik eens van “beschuldigd” , waardoor ik nu zó veel nuanceer, dat het men’s neus uitkomt…), stuur om zeker te weten of iets wel goed zit. Of ik besteed uren aan toekomstige gesprekken in mijn hoofd formuleren, omdat ik graag mijn stem laat horen en eerlijk ben (‘Hallo, ik ben er ook!’), maar zónder dat het bij iemand in het verkeerde keelgat schiet, want dan voel ik me weer naar…

Speciaal voor iemand zijn
De relatie met mijn vader heeft ook zijn uitwerking gehad op het contact met jongens. Vanaf de middelbare school raakte ik verstrikt in meerdere obsessies. Ik kwam jongens tegen, tegen wie ik niets in het echt durfde te zeggen, maar die ene ontmoeting, of zelfs aanblik, was al genoeg om volledig door hen in beslag genomen te worden. Dit kon een jaar, of soms zelfs bijna twee jaar, aanhouden bij één jongen. Ik droomde over hem, vulde het plaatje in: wat we samen deden, hij tegen me zou zeggen en wat voor fijn gevoel dat zou geven… Online had ik vaak wel contact met ze. Daar kwam de obsessie pas echt tot uiting: als ze niet snel genoeg reageerden, stuurde ik alleen maar meer berichten: om gek van te worden. Ondertussen durfde ik in het echt vrijwel niets. Verliefd was ik niet altijd. Ik hunkerde vooral naar aandacht, gezien worden. Speciaal voor iemand zijn. Als ze maar een zinnetje terugstuurden of op een bepaalde manier naar me keken of lichaamstaal uitzonden, had ik alweer hoop en zag ik kansen. Daarmee hield ik een soort droom in stand. De realiteit kon die bel echter doen knappen, misschien ging ik daarom echt contact ook wel uit de weg.
Te gretig naar begrip en contact
Extreme obsessies heb ik, op grote schaal, de afgelopen jaren gelukkig niet meer gehad. Ik ben niet zo gauw onder de indruk van mensen, maar kan wel nog steeds volledig in beslag genomen worden door iemand die ik nauwelijks ken. Dit hoeft niet lang te duren. Ik houd eerder af, omdat ik bang ben weer de fout in te gaan of mezelf of de ander teleur te stellen. Maar áls het onverwachts goed klikt (iets wat ik niet vaak heb, maar áls ik het heb heel sterk is), wakkert dat gelijk een vuurtje in mij aan. Ik voel de grens, maar ga eroverheen. Zij geven één vinger, ik pak hun hele hand. Alles komt eruit. Ik klets de oren van hun hoofd en laat mijn meest kwetsbare en eerlijke kant zien. In de angst iets essentieels te vergeten wat hun begrip in mij zou kunnen vergroten, probeer ik mijn verhaal compleet te maken: ‘Het klopt wat je zegt, ik begrijp je, je stelt je niet aan,’ dat is wat ik wil horen.

Die personen worden in korte tijd zo belangrijk voor me, dat ik het contact maar al te graag wil behouden. Zo graag, dat ik eisen ga stellen, want ik wil ook het gevoel hebben dat ik belangrijk voor hen ben, dat ze me zien, serieus nemen en ik er niet alleen aan zit te trekken. Ik begin met berichten, noem op wat me niet zint/dwarszit of ga een beetje “stoken” (om mezelf in te boeten voor eventuele afwijzing/teleurstelling óf het hen niet te makkelijk te maken, zodat ik zeker weet dat ze me horen/zien/willen)… en gooi daarmee mijn eigen glazen in… Te gretig naar het innige contact, de vriendschap, waardoor ik, in plaats van nabijheid, juist zorg voor verwijdering… Voor hen was het waarschijnlijk nog niet zo groots, hing er niet zoveel vanaf. Waren we in de beginfase van een vriendschap waarin je nog niet bepaalde eisen stelt of dingen zegt. Maar ik voelde me op m’n gemak, veilig, waardoor ik mezelf toonde, verwachtingen kreeg, angst voor teleurstelling of kwetsing, vervolgens bevestiging zocht, en kreeg waar ik bang voor was: afwijzing.

Afstand door verleden en gevoeligheid
Steeds minder geef ik mensen de tijd om in een vriendschap te groeien. Door ervaringen uit het verleden waarin ik veel te lang alleen aan een vriendschap zat te trekken, stel ik tegenwoordig veel sneller eisen. Als ik merk dat het enigszins die kant uitgaat, waardoor ik me niet serieus genomen voel, uit ik al mijn ongenoegen. Ik geef de ander geen reële kans meer en projecteer mijn eerdere ervaringen op hen, terwijl de ander nog helemaal niet op dat vertrouwenspunt is…

Daarbij zit mijn gevoeligheid contact ook vaak in de weg. Mensen leren me vaak kennen als een relaxed persoon: nonchalant, gezellig, spontaan; zelfverzekerd, eigen, positief; open… maar op een bepaalde manier ook gesloten… Want wanneer ze langer met me optrekken, of me beter leren kennen, zien ze ook de kant die mijn positieve, luchtige kant overschaduwd: de gevoelige ik, die over alles nadenkt, piekert, twijfelt, zich gauw iets aantrekt en veel ruimte nodig heeft. Als ik overprikkeld ben, heb ik genoeg aan mezelf. Ik trek me terug, veins desinteresse en vermijd oogcontact: anders stroomt het over. Soms doe ik dit te veel, uit angst dat het misgaat en ik over mijn fysieke en/of mentale grenzen ga, waardoor ik in een depressieve modus beland. Maar ook door té veel contact kan ik me zo voelen.
Afspreken gaat daarom niet zomaar, daar gaan hele voorbereidingen aan vooraf. Genoeg rust nemen (fysiek en mentaal), negatieve gedachten weerstaan, voorwaarden scheppen, uit zelfbescherming, zodat de afspraak niet in conflict komt met de benodigde tijd of rust voor mezelf en ik er niet overspannen in ga (realistisch ben ik trouwens wel: een ander kan weigeren, dan heb ik pech). Straks ervaar ik eindelijk de rust om ergens met volledig overgave mee bezig te zijn, zonder mentale of fysieke hindernissen, zit er een afspraak in mijn nek te hijgen… Zo kan het nooit vanzelf gaan. De zelfbescherming of moeheid staat bijna altijd in contrast met mijn verlangens om iets op te bouwen of sociaal contact.
Daardoor voel ik leegte, en is het niet zo gek dat anderen
 er geen zin in hebben. Daarbij denk ik dat ze teleurgesteld zijn. Misschien hadden ze gehoopt in mij een luchtige aanvulling op hun leven te vinden. Iemand bij wie ze zich stoer voelden. Ze de ogen voor de harde realiteit konden sluiten. Maar die coole, zorgeloze persoon blijk ik niet te zijn…
Weinig mensen willen door die muur heen prikken. De chillere, luchtigere mensen met wie ik optrek, zijn degenen bij wie ik het initatief neem, maar die het mij vergemakkelijken door flexibel te zijn en bij wie ik niet echt verwachtingen hoef in te lossen. Vaak zijn het jongens, want dat voelt veilig en vertrouwd. De échte contacten, zijn echter veelal meiden die ook (openlijk) tegen dingen aanlopen, of in ieder geval in staat zijn tot (zelf)reflectie. Die met mij door de dalen zijn gegaan en ondanks mijn moeilijke kanten in mijn leven zijn gebleven, omdat ze weten wat een vriendschap met mij betekent. Mensen (ook docenten) die mijn de ruimte hebben gegeven, hun verwachtingen hebben bijgesteld en begrip toonden. Die mensen ben ik ímmens dankbaar, want het geeft rust en zorgt ervoor, áls we elkaar zien, dat ik meestal de leuke ik kan zijn. Degeen die de vermoeiende weg waard is. Maar die mensen zijn er maar weinig… 

Vertrouwen, verbondenheid en veiligheid

Dus daar zit ik dan, alleen, met nieuwjaar, mijn verjaardag… Dagen die een symbolische lading voor mij hebben: vrolijkheid, saamhorigheid; muziek, vuurwerk… Momenten die voor mijn gevoel bevestigen hoe je leven er op dat moment voor staat. Dit jaar zou ik gelijkgestemden gaan vinden. Mensen die hetzelfde in het leven staan als ik, gelijke interesses hebben. Maar nog steeds kom ik alleen naar de borrel en ga ik alleen weg. Zie ik om me heen groepjes ontstaan, waar niemand bij zit met wie ik zo goed bevriend ben, dat ik me helemaal comfortabel voel. Een gevoel dat je alleen durft en kunt zijn, omdat je weet dat er in dezelfde ruimte zich iemand begeeft, die om je geeft en dat ook zal blijven doen. Een gevoel van vertrouwen, verbondenheid, veiligheid. Zoals dat er tijdens de UIT-week was: iedere dag wist ik dat er ergens mensen waren bij wie ik me aan kon sluiten en welkom voelde, maar verplicht was het niet: ik had de keuze, mogelijkheid. Dat is er niet zomaar, en was er lang niet altijd: de belangrijkste personen in mijn leven waren ambivalent. En hoe complexer je bent en je nadenkt, hoe lastiger het is iemand te vinden met wie je je kunt vereenzelvigen (Silvia Benschop). Nu voel ik me afhankelijk, van die ene paar mensen die ik ken en met wie ik enigszins een klik heb. Zij moeten een stukje van mij koesteren en bewaren. Het angstige haasje houd ik voor me uit: ‘Hé, zorg jij er ff voor?’ Maar daardoor verlies ik het contact met mezelf én veiligheid, want zodra zij weg zijn, is dat stukje ook kwijt…

Het gemis en gebrek
Het is een gemis aan zulke contacten. Een gemis dat een leegte op zou kunnen vullen. Dat de dalende energiemeter als gevolg van slapeloze nachten en oninteressante vakken aan zou kunnen vullen. De meesten zie ik wel echt voor de studie gaan, of er in ieder geval niet zo over denken of mee struggelen, omdat ze het leuk vinden of als gegeven zien. Sommigen zullen ook worstelen, maar mensen steunen elkaar, zitten in hetzelfde schuitje. En daar halen ze het ook uit: samen de successen vieren en samen door de smurrie heengaan. Maar met wie kan ik dat…?
Machteloos voelt het, om ergens bij te willen horen, maar dat niet te kunnen. Om nooit eens mensen te vinden bij wie ik me zo goed voel als zij bij mijDie me serieus nemen, waarderen om wie ik ben en dat de vriendschap stand houdt, zonder dat ik er als enige aan trek (soms vind ik wel mensen, maar hebben ze al een rijk genoeg (sociaal) leven). ‘Er komen betere tijden,’ is wat mijn moeder me altijd voorhield. Bij iedere nieuwe stap die ik zou zetten zou ik mijn mensen vinden. Maar tot op heden is dat niet gebeurd. Ik sta altijd aan de zijlijn. Zie hoe mensen enthousiast op elkaar reageren, maar niet op mij. Heel alleen voelt het, kil en koud. Omdat ik weet wat ik in me heb en leuk kán zijn, maar niemand het ziet. Als ik geil in een club sta te dansen, mijn heupen zwingend naar de grond en mijn knalrode lippen getuit, wie bedenkt zich dan ook dat ik na afloop zielig alleen op mijn kamer zit, nooit een pik heb aangeraakt en het de enige dag van de week is dat ik iets sociaals heb…? Als je daar vrede mee hebt, omdat je gewoon niet zo’n type bent en geniet van een kopje thee op de bank en je single bestaan: prima. Maar ik wíl wel, maar kán het niet… En dat gebrek aan keuze, en dus vrijheid, maakt het extra triest…

Vertrouwen en relativeren
Ik weet het: het gaat vooral om vertrouwen, vertrouwen in jezelf. De zorgen over wat een ander van je vindt achter je laten en achter je daden staan. Want diep van binnen weet je vaak wel wat juist is en wat niet. Keer voor, tijdens en na een gesprek even terug bij jezelf: voel je je nog prettig, voelt de ander zich oké? Laat een ander niet voor je zorgen of jouw last op zich nemen, maar omarm je angst, neem het in een mandje aan je arm, maar laat je er niet door leiden. Zet als de volwassene in jou een stap naar voren en handel vanuit die positie in plaats van het angstige of gekwetste kind. Ontspan voordat je naar een sociaal evenement gaat (in mijn geval: neem effectieve rust, dus écht even in het moment zijn, zonder dat het uren hoeft te duren) dan is er ruimte in je hoofd, ben je in je lijf gezakt en is het veel makkelijker de muur om je heen te laten zakken. Zo kun je écht luisteren (en pas reageren als iemand is uitgesproken) en vriendelijk en begripvol zijn, wat de ander ook op zijn gemak (en open) stelt.
Ook kan het helpen dingen van een afstandje te bekijken en te relativeren: wat gaat er wél goed? Wat is nu eigenlijk het ergste wat er kan gebeuren? Ja, dat ik afgewezen word. Dat is pijnlijk. Maar ligt dat aan mij, als ik handel in overeenstemming met mijn waarden? Me op een manier gedrag waar ik achtersta? Jij bent niet verantwoordelijk voor het gedrag van anderen. Misschien hebben zij ook wel last van nare ervaringen uit het verleden of gewoon een rot dag gehad. Bovendien: er gebeuren vervelende of gênante dingen, bij íédereen. Wie kent het niet dat er een ‘tufje’ meegaat als je tegen iemand praat, je naar de verkeerde zwaait of niet weet hoe je iemand moet begroeten (een knuffel of een zoen, en hoeveel?)? Neem het met een korrel zout en lach erom! Dat haalt de druk van de ketel en maakt het leven zoveel leuker en luchtiger.
Gelukkig kan ik dát ook. Ik maak het mezelf gauw gemakkelijk, doe m’n eigen ding, neem mijn plek in en maak grapjes: tekenen dat ik lekker in m’n vel zit en op mezelf vertrouw. Het enige wat dan mist, is een klik op existentieel niveau… en dat is voor mij de uitdaging. Misschien moet ik eens springen, loskomen van dat krampachtige, het zelfbehoud. Ergens voor gaan. Anderen laten zien dat ze ook wat aan míj hebben, ik niet alleen iets bij hén kom halen. Dat ik iemand ben waarop je kunt bouwen, vertrouwen. Positief, gezellig, inspirerend, met een eigen kijk op de wereld. En moet ik eens de focus leggen op waar ik energie van krijg bij iemand en afwegen of dat opweegt tegen de energie die ik erin stop… 

– MIJ, 26 maart 2017

P.S. Gebruikgemaakt van onder andere het artikel ‘Sociale onhandigheid voorkomen’ op Wikihow.com. Verder vooral naar eigen inzicht/ervaring.

Ik wil gewoon normaal zijn

Te graag willen en proberen

Verlangen naar een vorig leven
Dag één van mijn nieuwe leven begon eigenlijk al met de UIT. ’s Middags kwam ik in Utrecht aan na een weekendje ouders. De opening had ik gemist… wegens ‘privé omstandigheden’. In feite was ik vanaf dat moment al bezig mijn oude leven, in het nieuwe te verweven. Een nieuw leven waar ik eigenlijk geen zin in had. Krampachtig probeerde ik mijn vrijheid en ritme te behouden, terwijl er een andere wereld voor me klaarstond. Ik dacht: ‘Ik doe het er gewoon ff bij,’ maar de twee weken te veel af om samen te gaan, zo bleek gauw… En dat is iets wat ik van mezelf herken: niet de tijd nemen om aan een nieuw leven te wennen, het opnieuw vorm te geven, me eraan over te geven en het oude af te sluiten, maar zoveel mogelijk in het oude blijven en de rest tussendoor. Waar het voor anderen het begin was van een nieuw hoofdstuk, dat saai en algemeen aftrapt, maar naarmate de tijd vordert steeds leuker en gerichter wordt en je erin groeit, was dit nieuwe leven voor mij een soort laatste invulling, waar ik na al die jaren aan mezelf werken niet meer te veel moeite voor wilde doen en vooral leuk moest zijn. Niet opnieuw een hele weg van vallen en opstaan, maar iets voor “erbij”.
Dag twee had ik er dan ook al genoeg van: al die tieners die voor het eerst op kamers gingen en louter aan zoenen en zuipen dachten… Ik wilde geen druk, maar ontspannen, onthaasten, orde en landen… Maar ik liet het allemaal op me afkomen. ‘Goed,’ dacht ik, ‘dan gaat het allemaal eens lekker vanzelf.’ Maar misschien was dat iets te naïef gedacht. Want wat ik eigenlijk wilde, was mijn oude leven terug. Een leven dat zich in het heden afspeelde, in plaats van in de toekomst. ’s Ochtends met mijn voeten in het gras van het zonnetje genieten, zonder zorgenmoeheid of tijdsdruk. Een gevoel van ongeremd genieten dat ik die zomer éindelijk langdurig had teruggevonden en graag wilde houden. Ik probeerde mijn leven daarom zó vorm te geven, dat ik zoveel mogelijk tijd voor mijn behoeften overhield. Ik wilde me goed voelen en dat kon op die manier, maar met de studie begon dat steeds meer te wringen. Hoeveel tijd was ik nog geoorloofd dingen te doen waar ik op dát moment zin in had? En hoe vaak moest ik gewoon even afzien…? Ik wist het niet meer. Het enige wat ik wist, was dat ik me constant geremd voelde door mijn fysieke en mentale toestand en niet óók nog beperkt wilde worden door andere factoren.

Een nieuw leven ontvluchten
De studie zat dus in de weg en daarom deed ik er zo min mogelijk voor: ‘Want waarom zou ik me in allerlei bochten wringen om te studeren als ik me ook goed kan voelen met “minder” en dat gevoel anders misschien weggaat?’ Ik wilde lief voor mezelf zijn door vooral dingen te mogen. Uit angst om een goed gevoel en de zin en rust of concentratie voor dingen te verliezen, omdat die schaars waren én ik “moeten” relateerde aan over mijn grenzen gaan en positieve energieafbreking. Ondertussen moest ik echter wel iedere week van mezelf werken. Stelde ik grenzen, maar was ik tegelijkertijd aan het pleasen, omdat ik flexibel wilde zijn. Ik pakte te veel dingen aan, maar ging nergens écht voor. Stelde mezelf doelen die eigenlijk niet hoefden en verloor de prioriteiten uit het oog (die vermijdde ik om in mijn korte termijn behoeften te kunnen voorzien). Zat zo in mijn hoofd te plannen hoe ik zoveel mogelijk aan mezelf en mijn rust toe kon komen zonder de prioriteiten er daarbij in te laten schieten en was zo bezig met de omstandigheden optimaliseren en dingen wegwerken (omdat er voor mijn gevoel altijd iets in de weg zit, wat me ervan weerhoudt te genieten, maar er is altijd iets, dus nooit was het “af”) zodat er geen remmingen meer waren als ik me goed voelde en ik me kon overgeven aan zíjn, dat ik louter dacht, twijfelde en vormgaf in plaats van wás, koos en me overgaf en mezelf tegensprak. Ik gaf dit leven niet eens een kans, was alleen maar bezig het te ontvluchten. Trok me terug uit de studie en het sociale, waar ik beide geen “klik” mee had, om aan mijn rust en hobby’s toe te komen. Wat veilig voelde, maar omdat dat vaak toch niet positiviteit gaf (omdat ik me er niet vol aan overgaf (en dus niets afmaakte), er te veel afleiding was, mezelf te veel opdrag* (en dus niet alles kon doen) of er te moe voor was), voelde ik me het gros van de tijd alsnog opgejaagd en zinloos. 

Te graag willen en proberen
Blijkbaar leerde ik geen lessen uit het verleden: het korte termijn effect weegde voor mij zwaarst… Die struggels zorgde voor negatieve gevoelens die ik weg wilde vagen. Niets liet ik aan het toeval over: elk slecht moment dat (door een goede keuze) voorkomen had kunnen worden, was er een te veel. Door ergens te lang te blijven hangen of niet tijdig naar mijn lichaam te luisteren, riskeerde ik een aanval op mijn gemoedstoestand. Positieve passiviteit kon overgaan in somberheid en iets (sociaals) doen in over mijn grenzen gaan (stress). Daarom was ik immer aan het wikken en wegen: alles wat van invloed kon zijn op mijn gemoed en waarop ik dácht invloed te hebben was van belang. Vaak koos ik voor ‘de veilige weg’, omdat de toekomst onzeker is. Maar daardoor liep ik júist mooie kansen en positieve ervaringen mis, waardoor ik weer boos op mezelf was: het moment was al voorbij en een herkansing niet meer mogelijk. Soms koos ik er ook voor wél wat anders (sociaals) te doen, maar als dát niet goed uitpakte, bracht dat zúlke heftige stemmingswisselingen (ik was over mijn grenzen gegaan, maar zowel mentaal als fysiek gaf het me alleen maar narigheid), dat ik besloot alles nóg meer te controleren en niet meer van het pad af te wijken, waardoor ik me nóg geremder voelde… Al met al leefde ik in een vicieus cirkeltje van verwachtingen, angsten en teleurstellingen in plaats van in het nu en in vrede. Ik wilde té graag en daardoor wilde het juist niet. Té gretig naar optimisme en een goed gevoel (door enkele goede momenten uit het verleden en uit angst voor het “zwarte gat”), waarmee ik mijn eigen graf graafde.

Zoeken naar en angst voor houvast
Continue onzekerheid is killing. Onzeker over mijn gemoedstoestand, fysieke toestand, over mijn woonplek, de studie en het contact met anderen. Overal waar ik ben, denk ik: maar wil ik niet op zo’n plek zijn? Wil niet zo’n leven leiden? Ook al is het ingevuld, ik blijf naar de alternatieven kijken, de beperkingen/negatieve aspecten van mijn keuze zien en denken: wat werkt voor mij het beste? Het benauwd me om ergens aan vast te zitten, omdat ik dan het gevoel heb dat ik niet meer terugkan. Dat er iets anders op me pad komt wat ik eigenlijk heel graag wil, maar dan het dan al te laat is (ik voel me al vaak genoeg geremd door mezelf en wil dan niet ook nog door de omstandigheden). Ik vertrouw niet op mijn keuzes, omdat de uitkomst onzeker is en ik zekerheid wil. Ik durf niet op een doel, met bijbehorende verwachtingen van mezelf of anderen, af te stappen, omdat ik niet weet hoe het uit gaat pakken of er iets gaat gebeuren waarbij ik ongemak of onvermogen ervaar omdat ik niet weet wat ik moet doen of het goed doe. Dus houd ik af, zodat ik niet teleurgesteld word of een ander teleurstel. Of ik stel mezelf een doel (verbinding maken), terwijl deze me alleen maar in de weg staat, omdat er te veel vanaf hangt in plaats van er gewoon “ben” en wel zie (een leuk avondje hebben, zonder verwachtingen). Of ik heb wel het lef me zonder al te veel voorbehoud in iets te storten of ergens wat van te zeggen, maar breng mezelf daardoor in een lastig parket, waarvan ik de (negatieve) consequenties vaak niet durf te zien en daar m’n schouders niet onder zet (verantwoordelijkheid voor neem). Op alle terreinen in mijn leven komt de hang naar zekerheid en het afhouden terug. Ik zoek houvast, maar durf me tegelijkertijd nergens aan vast te houden. Zo houd ik opnieuw mijn eigen worsteling in stand en blijf ik ronddobberen in onzekerheid, wat júíst een gevoel geeft van zinloosheid en gebrek aan identiteit.

De overstroming
Door het ontbreken van een basis (goede nachtrust, rust in m’n hoofd door zekerheid en sociaal contact) lukte het me niet op de golfjes mee te varen, teleurstellingen of veranderingen te incasseren en raakten de reserves gauw op, wat (de angst voor) heftige stemmingsschommelingen, en dus onophoudelijk proberen en controleren (en daarmee frustratie), in stand hield. 
Als een ding wegviel of er juist bijkwam, verkeerde ik al in stress of somberte óf viel ik om: had ik eindelijk de rust voor iets gevonden, was er iets van buitenaf wat niet meewerkte en me tot piekeren zorgde. Zo was de balans in mijn leven zoek.
Maar dat goeie gevoel zou niet zomaar weg moeten gaan wanneer ik me even ergens toe moet zetten of iets niet gaat zoals ik wil: er is immers áltijd wel iets! Dus zou ik meer in balans moeten zijn door aan een basis te werken. In de zomer leek die er te zijn. Ik was ontspannen, veel buiten, sportte, sliep goed, had een sociaal leven, lekkere kamer en een mooie balans tussen tijd voor mezelf en nuttige dingen doen. Dat gevoel van geremdheid of voortdurende onrust door druk, zorgen en tegen dingen op zien, was weg: een goed vertrekpunt voor het oppakken van een studie.

De schakelingen
Maar die verandering bleek een rollercoaster van emoties en transformaties: ben je net in dat ene huis of bij die ene werkgroep gewend, staat er weer een ander voor de deur. Nooit ergens de volledige aandacht of rust voor, of me even kunnen overgeven aan een trots gevoel/het niets: alles gaat onophoudelijk door en er is altijd wel iéts wat gedaan kan of moet worden. Voortdurend schakelen tussen nieuwe huizen, nieuwe vakken en nieuwe mensen, waardoor ik geen tijd had om ergens aan te wennen, het af te sluiten en iets op te bouwen. Daarnaast ging de, al grote, stap gepaard met niet meewerkende omstandigheden: geen kamer en slapeloze nachten (door een ontbrekend gevoel van “veiligheid als gevolg van geluidsoverlast (of angst daarvoor), eenzaamheid, onzekerheid, tijdsdruk, drukte in mijn hoofd/van de dag en uiteindelijk de angst om niet genoeg slaap te krijgen). Hierdoor kon ik me niet volledig overgeven aan mijn nieuwe, turbulente leven, waarvan de basis zeker was en stond. Ik moest ineens meer, maar kon minder.
Frustrerend, maar blijkbaar het totaalpakket dat ik bij deze keuze kreeg. Of misschien wel waar ik onbewust voor koos: doordat ik zo met mezelf aan het struggelen was, koste wat het kost niet weer over mijn grenzen wilde gaan en mijn leven niet op de rit kreeg, stónd ik ook niet open voor leven buiten mezelf… De vraag is dus of ik het wel zou kunnen als de omstandigheden beter zouden zijn. Moeten die niet té optimaal zijn voor mij om te kunnen studeren? Misschien zit het er gewoon niet in.

Het onvermogen
Dat onvermogen geeft misschien wel het naarste gevoel van alles: dat ik zó hard probeer en zó graag wil, maar het niet lukt. Dat ik voor mijn gevoel niet “normaal” kan zijn of mee kan doen met “de rest”. Weet dat ik het ergens wel in me heb, en dat ook heb gezien/ervaren, maar het ineens toch te veel kan zijn. Dat ik zo vaak een stapje terug doe (of in de “paniek-modus” schiet: ‘Daar heb ik helemaal geen tijd voor!’), maar als ik wél ga, weer veel te hard van stapel loop, waardoor het mislukt en ik voortaan maar niet meer gaHet is constant mijn verwachtingen bijschaven. Vrede hebben met een behaald doel en dát als prestatie zien: mezelf niet overschatten zodra ik zo’n succesje behaal door me dan gelijk weer van alles op de hals te halen. Accepteren van mijn penibele fysieke toestand, dat ik iedere ochtend gewekt word, waardoor ik altijd minstens 1.5 uur op de planning achterloop, de leuke sportlesjes mis (omdat ik dan in bed lig), niet meer in mijn favorietje koffietentje kan zitten (omdat die om zes uur sluit) of me op de studie kan concenteren.
Verschrikkelijk moeilijk is dat. Want het geeft zó’n goed gevoel als ik me goed voel. Als een herkansing is gelukt, ik onverwachts positief (en op tijd!) wakker word, goed geslapen heb (en een “normaal” ritme) of blij ben met hoe ik eruit zie. Ik geniet daar énorm van. Het voelt dan alsof ik de hele wereld aankan en van alles op kan pakken. En ik wil daar optimaal gebruik van maken. Een enorme teleurstelling is het als dit niet zo blijkt te zijn. En zonde, want ik vergeet dan wat er wél is gelukt. In plaats van in die positiviteit te blijven, moet ik met lede ogen aanzien dat mijn “kunnen” niet oneindig is en ik “terug naar af” moet, terwijl ik vérder wil!
En dat is frusterend, want ik wéét wat ik in me heb. Alleen zijn de omstandigheden in mezelf (mentaal/fysiek) of om me heen (eenzaamheid/gevoeligheid) vaak niet zo dat deze tot uiting kunnen komen. Daardoor heb ik voortdurend het gevoel dat ik nergens uit de verf kan komen en niet op waarde geschat word. Omdat ik afrem, móét afremmen en wórd afgeremd. Daarnaast moet ik door de moeheid altijd keuzes maken, omdat niet alles kan. Vaak doe ik dat niet, waardoor ik alleen maar loop te haasten, alles afraffel en m’n uiteindelijk doel (ergens op tijd komen) niet eens behaal, wat een onbevredigend gevoel geeft.

De omgeving
Zo voel ik bij een telefoontje met werk hoe ze aan de andere kant van de lijn hun wenkbrauwen optrekken als ik zeg dat ik alleen vier uurtjes wil werken tot maximaal elf uur ’s avonds (omdat ik langer en tot later te zwaar vind). Of hoe studiegenoten dat doen als ik zeg dat ik alleen na negen uur mee wil doen met de talentenjacht (voor die tijd lig ik op bed en anders ben ik echt een zoutzak en chagrijnig). Hetzelfde geldt voor de irritatie van docenten of vermakelijkheid van mede-studenten als ik weer eens een uur te laat bij een ochtendcollege kom. Vanuit de docenten is er meestal nog begrip of valt erover te praten, maar zodra ik ook verantwoording naar de groep af moet leggen, ben ik ‘facked’. Nonchalantie? Nee, voor mij is het een overwinning dat ik er überhaupt bén.
De laatste jaren heb ik ontzettend veel kennis en ervaring opgedaan, waardoor ik me in vrij veel situaties goed kan inleven. Alleen zijn volwassenen vaak de enigen die dit opmerken. Met hen kan ik gesprekken van niveau voeren, over zaken die er voor míj toe doen, wezenlijke levenszaken. Zit ik in een college met leeftijdsgenoten dan komen zij soms met dingen waarvan ik denk: ‘Hoe weten jullie dit in godsnaam allemaal?’ Lees ik de stof van wiskunde, die makkelijk zou moeten zijn, krap ik me voortdurend op mijn achterhoofd: na vier jaar weet ik niet meer wat een ‘wortel’ is… Ik weet dat ik niet dom ben, ik stond niet voor niets een 9 op wiskunde, maar zo voel ik me dan wel, omdat ik gewoon heel ergens anders in mijn leven sta.

Teleurstelling en herpakken
Al met al heerst een gevoel van onvermogen: niet mee kunnen met “de rest”, niet het normale pad af kunnen gaan. Constant mezelf herpakken en omschakelen, omdat dingen niet doorgaan. Hoewel dat steeds sneller lukt, waar ik ook best trots op ben en wat vertrouwen geeft, wordt de intensiteit en frequentie van de teleurstellingen of dalen niet minder. En dat houdt de angst ervoor in stand. Ik heb zó vaak op een dag of avond geprobeerd er nog wat van te maken, dat het op een gegeven moment gewoon klaar is. Als alles telkens tegenzit of de ingrediënten er júíst zijn, maar het me toch niet lukt me goed te voelen of contact te maken, is het op een gegeven gewoon moment op. Ik voel me dan leeg en somber. Zulke gevoelens worden door het slaapgebrek alleen maar versterkt, omdat ik mijn kennis, emoties en ervaringen van de dag niet voldoende heb verwerkt, vormen ze de volgende dag, of gedurende de nacht, een nóg zwaardere last (Ysbrand van der Werf). Een last die me bij mijn nekvel grijpt en kwelt tot op het bot. Zó hardnekkig, dat ik bij teleurstellingen of niet doorgaande beloftes op sociaal gebied, het liefst iedereen de rug toe wil keren, m’n middelvinger naar ze opsteken: dan doe ik het zelf toch wel? Verdwijnen, weg van mijn leven. Want voor wie ben ik belangrijk? Los neem ik het niemand kwalijk, maar alles bijeen, voelt het als naaierij, alsof ik word laten vallen. Alleen blijf ik afhankelijk, financieel en emotioneel. Dus zit er niets anders op, dan mezelf bijeen rapen… De moed hoog houden. Doorbijten en me niet uit het veld laten slaan. Hoe dan ook.

– MIJ, eerste helft 2017

P.S. Dat gevoel van spanning en ‘niet willen zijn waar je bent’ komt voort uit situaties dat dingen niet gaan zoals je wilde, hoopte of verwachtte. Er onstaat dan dan oncomfortabel gevoel waar je vanaf wilt. Veel mensen “dempen” dit door een verslaving (drank, drugs, seks, shoppen…) of overkritisch zijn (Pyschologie Magazine, juli 2017). Bij mij uit het zich meestal in boosheid, depressiviteit en leegte en ten slotte verder gaan en zoveel mogelijk controle over mijn leven hebben (door plannen, berekenen, afwegen, afhouden…), zodat het niet weer gebeurd. De reactie op zulk soort situaties wordt bij iedereen opgeroepen, maar de ene persoon reageert er heftiger op dan de ander. Dit zijn degenen die in hun jeugd niet genoeg gezien of gehoord zijn (of dat gevoel kregen) door ouders of bijvoorbeeld leeftijdsgenootjes en daardoor onveilig gehecht. Hierdoor hebben ze heel erg bevestiging nodig en zijn ze onzeker of wantrouwig in relaties.

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑